Stof- en Dampmetingen

Ga direct naar:
       - Het wettelijk kader
       - Onderzoeksmethode
       - Het initiële onderzoek
       - Het basisonderzoek
       - Gedetailleerd werkplekonderzoek (monstername)
       - Arbeidshygiënische strategie


Doel van het onderzoek

Stof- en dampmetingen worden uitgevoerd om vast te stellen of blootstelling aan schadelijke stoffen of dampen, die tijdens het werk worden gebruikt of ontstaan, kan leiden tot gezondheidsschade van werknemers. Het uiteindelijk doel is dan ook de zorg voor een zodanig werkklimaat dat de veiligheid en gezondheid van medewerkers niet nadelig beïnvloed wordt door de blootstelling aan schadelijke stoffen.



Het wettelijk kader

De ARBO-wet (Arbeidsomstandighedenwet) verplicht iedere werkgever een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid te voeren, waarbij hij het werk zo dient te organiseren dat er geen nadelige invloed van het werk uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Het eerste wat bij het uitvoeren van een arbeidsomstandighedenbeleid gedaan moet worden is het schriftelijk inventariseren en evalueren van alle risico’s die de werkzaamheden met zich mee brengen, de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E).

Wanneer bij de RI&E blijkt dat werknemers tijdens het werk worden blootgesteld aan stoffen die gevaar voor de veiligheid of de gezondheid opleveren, of aan stoffen worden blootgesteld die hinder kunnen opleveren, dan is de werkgever bovendien verplicht de aard, de mate en de duur van de blootstelling te (laten) beoordelen zodat de gevaren voor de werknemers bepaald kan worden.

Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingniveau moet gebruik worden gemaakt van bestaande geschikte en genormaliseerde meetmethoden. Als leidraad voor de bepaling van de blootstelling aan stoffen op de werkplek is de Nederlandse norm NEN-EN 689 vastgesteld. Indien de blootstelling door middel van metingen wordt vastgesteld, dienen deze te voldoen aan de algemene prestatie-eisen zoals beschreven in de Nederlandse norm NEN-EN 482. Terug naar boven


Onderzoeksmethode

Om een goede beoordeling van de gevaren van de blootsstelling aan gevaarlijke stoffen te kunnen maken is een gestructureerde benadering noodzakelijk. NEN-EN 689 beschrijft drie stadia waarmee, op een verantwoorde wijze, de gevaren van blootstelling aan gevaarlijke stoffen beoordeeld kan worden te weten:
      • Het initiële onderzoek
      • Het basisonderzoek
      • Gedetailleerde werkplekonderzoek (monstername)

Terug naar boven

Het initiële onderzoek

De eerste stap in het beoordelen van gevaren die ontstaan door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen is het opmaken van een lijst van alle gebruikte gevaarlijke stoffen op de werkplek. Hierbij dient niet alleen gekeken te worden naar de samenstelling van de gebruikte stof(fen) maar ook naar de tussen-, bij- en eindproducten die mogelijk tijdens de productie ontstaan. Beschikbare gegevens over de gevaren, gegevens over de vastgestelde grenswaarden en aanwezige werkplaatsfactoren zoals: de werkwijze, het productieproces, gebruikte veiligheidsvoorzieningen, het aantal emissiebronnen, geven samen met de frequentie en duur van de blootstelling een globale inschatting van de risico’s. Door deze gegevens in een ‘Effect-blootstellingsmatrix’ te plaatsen, kan verantwoord een keuze worden gemaakt welke van de stoffen nader onderzoek vereist. De stoffen die gekwalificeerd worden als groen (weinig risico) worden niet meegenomen in verder onderzoek. De stoffen die worden gekwalificeerd als oranje (middel risico) of rood (hoog risico) worden wel meegenomen in verder onderzoek.


Terug naar boven

Het basisonderzoek

Het basisonderzoek is bedoeld om te kijken welke kwantitatieve informatie over de blootstelling al voorhanden is. Mogelijke informatiebronnen zijn:
      • Vroegere metingen
      • Metingen afkomstig uit vergelijkbare installaties of processen
      • Betrouwbare berekening die gemaakt zijn op basis van kwantitatieve gegevens
Er zijn verschillende programma’s die, op basis van de fysische en chemische eigenschappen van een stof en de wijze waarop een stof wordt gebruikt, middels een berekening een betrouwbare voorspelling doen over de te verwachte blootstelling. Het programma EASE dat door de Engelse arbeidsinspectie wordt gebruikt is hier een voorbeeld van. Daarnaast zijn door de branche organisaties ook verschillende instrumenten ontwikkeld waarmee een inschatting gedaan kan worden aan de blootstelling van bijvoorbeeld, lasrook of schuurstof.

Terug naar boven

Gedetailleerd werkplekonderzoek (monstername)

Wanneer uit het basisonderzoek blijkt dat er een redelijke kans op overschrijding van de grenswaarde verwacht kan worden is het noodzakelijk gedetailleerde onderzoek uit te voeren. Hierbij dient de mate van blootstelling gemeten te worden.

De belangrijkste Nederlandse richtlijn die beschrijft hoe er binnen een bedrijf gemeten dient te worden is NEN-EN 482. Om de werkatmosfeer binnen een bedrijf nauwkeurig te kunnen beoordelen, moeten gedurende de werkdag (minimaal 6 uur) metingen verricht worden bij medewerkers met functies waarbij de blootstelling het hoogst is. Wanneer de blootstelling gekenmerkt wordt door piekbelasting dan moeten tevens deze pieken beoordeeld worden.
Hoeveel metingen er verricht moeten worden hangt af van de betrouwbaarheid, het representatieve karakter en de uiteindelijke uitkomst van de meting. Wanneer er sprake is van een ‘worst-case’-situatie kan vaak worden volstaan met één meting. Er is sprake van een ‘worst-case’-situatie als er gedurende de dag dat gemeten wordt, in vergelijking met de normale situatie, de werkomstandigheden zo ongunstige zijn dat dit zal leiden tot een extreem hoge concentratie gevaarlijke stoffen in de werkatmosfeer.

Wanneer in deze ongunstige situatie ruimschoots aan de norm voldaan wordt, mag men ervan uitgaan dat dit in alle andere omstandigheden ook het geval zal zijn. Wanneer de situatie het niet toelaat te definiëren wat onder ‘worst-case’-situatie verstaan kan worden of wanneer het niet voorspelbaar is wanneer een worst-case situatie zich voordoet, zullen meerdere metingen noodzakelijk zijn. Om een representatief beeld te krijgen van de concentratie in de werkatmosfeer moeten, op normale willekeurig gekozen werkdagen, minimaal 3 metingen per functie of per werkhandeling verricht worden. De metingen dienen, bij voorkeur, plaats te vinden in de ademzone van de medewerker.

Terug naar boven


Interpretatie uitkomst onderzoek

Soort meting Uitkomst meting Interpretatie
Eendaagse worst-case meting De uitkomst van de meting is minder dan 10% van de grenswaarde geen verder metingen noodzakelijk
De uitkomst van de meting is hoger dan 10% van de grenswaarde maar minder dan de grenswaarde procedure levert geen beslissing op, meer informatie noodzakelijk
De uitkomst van de meting ligt boven de grenswaarde maatregelen noodzakelijk
Kwantitatieve berekening De uitkomst van de meting is minder dan 10% van de grenswaarde geen verder metingen noodzakelijk
De uitkomst van de meting is hoger dan 10% van de grenswaarde maar minder dan de grenswaarde Maatregelen wellicht noodzakelijk
De uitkomst van de meting ligt boven de grenswaarde maatregelen noodzakelijk
Minimale 3 representatieve metingen op willekeurige dagen De uitkomst van ieder afzonderlijke meting is minder dan 25% van de grenswaarde geen verder metingen noodzakelijk
Alle metingen liggen onder de grenswaarde en het gemiddelde van alle metingen is minder dan 50% van de grenswaarde periodieke monitoring noodzakelijk
Alle metingen liggen onder de grenswaarde maar het gemiddelde van alle metingen is meer dan 50% van de grenswaarde procedure levert geen beslissing op, meer informatie noodzakelijk
De uitkomst van een meting ligt boven de grenswaarde maatregelen noodzakelijk

Arbeidshygiënische strategie

Indien uit metingen blijkt dat de blootstelling zodanig hoog is dat maatregelen noodzakelijk zijn, dan schrijft de ARBO-wet een prioritering van maatregelen voor. Men noemt dit de arbeidshygiënische strategie. Deze onderscheidt vier niveaus van maatregelen, in volgorde van prioriteit:

1) Maatregelen aan de bron
      • Eliminatie van de bron, zoals totale vervanging, toepassen ander proces, aanpassen lay-out,
        automatiseren en/of robotiseren
      • Reductie aan de bron, zoals gedeeltelijke vervanging

2) Beperken van de blootstelling
      • Isoleren van de bron, zoals insluiten of afzonderen van de bron, uitvoeren in zuurkast
      • Ventileren, zoals aanbrengen bronafzuiging en/of ruimtelijke ventilatie
      • Preventief onderhoud uitvoeren, netjes werken, instructie en training medewerkers.

3) Beperking van de blootstellingduur en van het aantal blootgestelde personen.

4) Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.


Toepassing van een maatregel met een lagere prioriteit is alleen toegestaan als een maatregel van hogere prioriteit redelijkerwijs niet gevergd kan worden.

Terug naar boven